Het was koud, heel koud
Het was koud, heel koud toen op 27 januari 1945
Russische troepen het vernietigingskamp Auschwitz bevrijdden.
De uitgehongerde en nauwelijks geklede gevangenen
van het Nazi Regime waren de schaarse overlevenden
van 6 miljoen joden, maar ook Roma’s en Sinti.
Het was moord georganiseerd als een industrie,
waarvoor uit heel Europa slachtoffers moesten worden geleverd.
Uit Nederland vertrok elke dinsdag een trein met 2000 mensen.
Vaders en moeders, kleinkinderen en grootouders, broers en zusters,
zonder onderscheid, op weg naar de gaskamers in Auschwitz, Sobibór.
Wanneer zij gearresteerd waren voor verzet werden zij doorgestuurd
naar concentratiekampen zoals Mauthausen, Dachau.
Daar stierven zij meestal binnen zes weken, van uitputting.
In Baarn op 27 januari 2016 is nabij het bevrijdingsmonument
op het Stationsplein een gedenkteken onthuld met de namen
van de 45 zo uit Baarn weggevoerde joden.
Het is 71 jaar na het einde van de Holocaust.
Het is nooit te laat om te herinneren.
Want wie herinnerd wordt, blijft bestaan.
Een afgebroken naamloos geworden leven krijgt opnieuw zin.
Het is nooit te laat om te herdenken.
Te herdenken dat mensen
buiten hun menselijke maat kunnen treden als daders,
buiten hun menselijke maat moeten treden als slachtoffer.
Maar dat ook voor het beëindigen van oorlog en vervolging
offers en mensenlevens gevraagd worden, opnieuw
buiten de menselijke maat.
Het is nooit te laat om te gedenken.
Het pijnlijk verleden moet de spiegel blijven voor ons heden.
Dan kunnen we dankbaar zijn dat wij binnen
onze menselijke maat kunnen leven.
In een democratie die voor onze samenleving
vrede nastreeft en veiligheid. En kunnen wij in mededogen
de slachtoffers herkennen van nieuwe regimes
die de menselijke maat met voeten treden.
Zo wordt de nagedachtenis van de slachtoffers van toen
ons tot zegen in de samenleving van nu.
Judith Belinfante
Voormalig directeur Joods Historisch Museum Amsterdam,
Nationaal Comité Herdenking en Viering 4 en 5 mei